
Kinderarbeid was vooral tijdens de industriële revolutie erg gebruikelijk, ook in Nederland.
Doordat de weefmachine, spinmachine en de stoommachine werden uitgevonden begon de industriële revolutie. Toen begonnen er erge vormen van kinderarbeid te komen. Vroeger waren de mensen erg arm. En daarom moesten ook de kinderen in de fabriek gaan werken om geld te verdienen. Kinderen moesten 6 of 7 dagen in de week iedere dag 9 tot 16 uur werken voor soms maar 10 cent per dag. In 1860 werkten een half miljoen Nederlandse kinderen in fabrieken. Ze kregen slecht te eten en op hygiëne werd niet gelet. De omstandigheden waren erg slecht. Velen werden ziek of stierven zelfs.
Het kinderwetje die Samuel Van Houten had gemaakt moest een eind maken aan arbeid voor kinderen jonger dan 12 jaar.
De 2 gebieden waar ze nog steeds kinderarbeid hebben zijn Azië (en dan vooral India) en Afrika.